Spaarloon

De spaarloonregeling

spaarloonDankzij de spaarloonregeling was het voor werknemers mogelijk om een deel van hun brutoloon belastingvrij te sparen. Een deel van het brutoloon, maximaal € 613 op jaarbasis, werd op een spaarrekening gestort, waarna dit deel van het belastbare inkomen werd afgetrokken, het bijgevolg was dat minder belastingen moesten betaald worden.

Hierna moest het geld voor vier jaar op deze rekening blijven staan, waarna er geen loonheffing of inkomstenbelasting over geheven werd bij het opnemen van dit bedrag. Dit opgenomen bedrag telde wel mee voor de vermogensrendement heffing, al had dit enkel effect als het vermogen groter was dan de belastingvrije € 20.661 per persoon.
Zolang het spaarloon geblokkeerd bleef op de spaarrekening, was er ook een vrijstelling van maximaal € 17.025 in box 3. Vroegtijdig geld opnemen was enkel mogelijk als de Nederlandse overheid dit goedkeurde voor alle spaarloonregelingen, of voor bepaalde uitgaven.

Voor bepaalde uitgaven was er een uitzondering. Een vervroegde opname van het spaarloon was mogelijk voor uitgaven zoals de aankoop van een woning, het betalen van bepaalde verzekeringspremies, studiekosten, kinderopvang, onbetaald verlof, het oprichten van een eigen onderneming,… .
Hierbij kon er nog steeds genoten worden van het belastingvrij karakter van het spaarloon, als de opname gebeurde binnen de zes maanden na de besteding.

Voorwaarden voor de spaarloonregeling

Aan de spaarloonregeling waren veel voorwaarden verbonden. Zo konden enkel werknemers gebruik maken van deze mogelijkheid. Directeur-grootaandeelhouders waren uitgesloten. De spaarloonregeling was geen absoluut recht. Zo moest deze regeling in het bedrijf schriftelijk zijn vastgelegd en moest minstens 75% van de werknemers aan deze regeling kunnen meedoen.

Dat er uiteindelijk minder dan 75% daadwerkelijk participeerde in deze regeling was niet van belang, het percentage werknemers dat de mogelijkheid had was belangrijk in dit vraagstuk.
Voorts was dit ook een vrijwillige regeling daar werknemers niet verplicht konden worden om deel te nemen. De laatste belangrijke voorwaarde was dat het spaarloon op een aparte spaarrekening geplaatst werd, op naam van de werknemer.

Het was ook enkel mogelijk om in één bedrijf van deze regeling gebruikt te maken. Zo moest de werknemer op 1 januari van het betreffende jaar bij het bedrijf werken, en moest de algemene heffingskorting toegepast worden op deze werknemer. Indien de werknemer niet aan beide voorwaarden voldeed, was een spaarloon niet mogelijk.spaarloon
Een uitzondering werd gemaakt als de werknemer in een groot concern werkte en deze verhuisde naar een ander bedrijf in dezelfde groep.

De laatste belangrijke keuze die gemaakt moest worden was of er voor de spaarloonregeling of levensloopregeling gekozen wordt, daar het niet mogelijk was om beide te combineren in hetzelfde jaar.

Het spaarbedrag

Jaarlijks had elke werknemer de mogelijkheid om maximaal 613 euro belastingvrij te plaatsen op een spaarrekening. De storting van dit bedrag kon volledig naar het inzicht van de werknemer. Zo kon er geopteerd worden om het bedrag in één keer te storten, per kwartaal of per maand.

Naast het sparen van brutoloon kon er ook geopteerd worden om deel te nemen aan de spaarloonregeling in de vorm van aandelen, aandeelopties en winstdelingen. Het belastingvrije bedrag werd in het geval van aandelen en aandelenopties gestort. Indien u het volledige bedrag in aandelen en aandeelopties verkreeg, kon u voor 1226 euro belastingvrij sparen in het kader van het spaarloon.